Wat zit er werkelijk in
dierenvoeding?
Vrije vertaling van What's Really in Pet Food
by Animal Protection Institute
"Onze producten bevatten hoogwaardig kippenvlees, eerste klas rundvlees, verse granen, en alle voedingsstoffen die u huisdier nodig heeft voor een optimale
gezondheid."
Met deze veel belovende woorden propageren diervoer bedrijven via de media en de reclamewereld. Dit is wat ze huisdiereigenaren doen geloven wanneer deze hun producten kopen. Dit artikel houdt zich bezig met de verschillen tussen wat consumenten denken te kopen en wat ze eigenlijk krijgen wanneer ze voer voor hun huisdier aanschaffen. Het richt zich in algemene op de meest bekende merken, dit zijn de merken die men in de meeste dierenspeciaalzaken en supermarkten kan kopen, hetgeen niet weg neemt dat vele gerespecteerde merken mogelijk ook schuldig zijn. Wat vele consumenten niet weten is dat de diervoeding industrie een verlengstuk is van de menselijke voedselindustrie. Diervoer vormt een markt voor slachtafval, organen, en granen die niet geschikt bevonden zijn voor menselijke consumptie, en ander afval waar men nog winst mee kan maken. Dit afval bestaat uit ingewanden en lichaamsdelen van mogelijk met kanker geïnfecteerde en zieke dieren.
Drie van de vijf bekendste fabrikanten van diervoer zijn dochter ondernemingen van grote multinationals: Nestlé (Friskies en Purina producten zoals ProPlan, en Purina One), Heinz (Nature's Recipe), Colgate-Palmolive (Hill's). Andere grote ondernemingen zijn o.a. Procter-Gamble (Eukanuba and Iams), Mars (Pedigree, Sheba, Waltham). Vanuit een zakelijk oogpunt is dit een zeer winstgevende combinatie. Deze multinationals zien hun marktaandeel alleen maar stijgen, zij die menselijk voedsel produceren kunnen op deze manier hun afval kwijt, en diervoer fabrikanten hebben een makkelijke bron van ingrediënten.
Ingrediënten
Hoewel de prijs van diervoer niet altijd uitmaakt of het voer goed of slecht is, is het vaak een goede indicatie van de kwaliteit. Het is onmogelijk om premium voer te verkopen voor een prikkie. De kosten van de ingrediënten zouden dan veel hoger liggen dan de uiteindelijke verkoopprijs. De eiwitten die gebruikt worden in diervoer zijn afkomstig van verschillende bronnen. Wanneer runderen, varkens, kippen, lammeren en andere dieren worden geslacht, wordt het meeste vlees (voornamelijk spiervlees) gebruikt voor menselijke consumptie. Ongeveer 50 procent van het hele dier wordt niet gebruikt. Deze overgebleven delen (botten, bloed, ingewanden en alle andere delen die niet door mensen geconsumeerd worden) worden in het diervoer verwerkt. Deze resten vindt men terug als bij-producten, vlees-en-bot-meel, of als soortgelijke namen op de verpakking van diervoer. Deze bij-producten worden gezien als extra inkomen voor boeren en verwerkingsbedrijven. Vele van deze bij-producten vormen echter een dubieuze bron van voedingsstoffen voor onze huisdieren. De voedingswaarde van deze bij-producten verschilt namelijk van partij tot partij.
James Morris en Quinton Rogers, twee professoren van de afdeling van Moleculaire Biowetenschappen van UC, stellen dat: "er geen informatie beschikbaar is over de biologische waarden van voedingsstoffen die voorkomen in de door de diervoedselindustrie gebruikten ingrediënten. Deze ingrediënten zijn doorgaans bij-producten uit de vlees, pluimvee en vis industrie, met mogelijk een grote variëteit aan voedingswaarden. Beweringen van adequaatheid van deze voedingswaarden zijn gebaseerd op richtlijnen van de Association of American Feed Control Officials (AAFCO). Deze richtlijnen vormen echter geen garantie voor juistheid, daarvoor moeten ingrediënten worden geanalyseerd en de waarden van hun voedingstoffen hierin worden meegenomen."
Vlees, kip- en kalkoenmeel, bij-product meel, en vlees- en botmeel zijn de gebruikelijke ingrediënten in diervoer. De term meel geeft aan dat het niet om verse maar om bewerkte producten gaat. Bij deze bewerking worden de ingrediënten gesmolten. Het zorgt ervoor dat de in vet oplosbare grondstoffen worden gescheiden van de in water oplosbare en de niet oplosbare grondstoffen. Het water wordt grotendeels verwijderd, en het dood de bacteriën. Helaas worden hierbij ook de natuurlijke voedingsstoffen grotendeels vernietigd. Wat voor effect heeft het voeren van dit soort producten op onze viervoeters? Sommige dierenartsen beweren dat het hun kans op kanker en andere degeneratieve afwijkingen
vergroot.
Dierlijk vet
Het is u misschien wel opgevallen bij het openmaken van een zak voer, de heerlijke geur. Het is merendeels afkomstig van bewerkt dierlijk vet, restaurant vet, of andere bronnen van vet die niet meer goed zijn voor menselijke consumptie. Restaurant vet is de laatste 15 jaar een van de grootse vet bronnen geworden in diervoer. De afgewerkte olie uit de frituur, wordt meestal in vaten opgeslagen door het restaurant, en eens in de zoveel tijd opgehaald door vet verwerkingsbedrijven. Deze verhitten het vet, al dan niet vermengd met andere vetten, en conserveren het met sterke (vaak chemische) antioxidanten tegen verder bederf. Hierna wordt het vet verkocht aan de diervoer bedrijven. Deze vetten worden direct op de brokjes gespoten om een anders smaakloos product eetbaar te maken. Ook fungeert het vet als bindmiddel voor andere smaakmakers. Wetenschappers die zich bezig houden met diervoer kunnen op deze manier elk dier laten eten (100 garantie).
Plantaardige eiwitten
De hoeveelheid graanproducten dat gebruikt wordt in commercieel diervoer is in de laatste jaren sterk gestegen. Wat ooit gezien werd als vulmiddel, wordt nu veelal gebruikt als vleesvervanger. De beschikbaarheid van de voedingsstoffen is afhankelijk van de verteerbaarheid van het graan. De hoeveelheid en het soort koolhydraat bepaald uiteindelijk de hoeveelheid voedingsstoffen die het dier kan benutten. Honden en katten kunnen sommige granen, zoals witte rijst, redelijk goed verteren. Van al het andere graan wordt ruim 20 procent niet verteerd. De beschikbaarheid van de voedingsstoffen in tarwe, bonen en haver is slecht. De voedingsstoffen in aardappelen en maïs zijn minder beschikbaar dan die in rijst. Sommige ingrediënten, zoals de schillen van pindas, worden gebruikt als vulmiddel of vezels, en hebben dan ook geen voedingswaarde.
Twee van de top drie ingrediënten in diervoer zijn bijna altijd graanproducten. De reden is vrij simpel, graan is een veel goedkopere bron van energie dan vlees. Soms gaat het dan ook behoorlijk mis. In 1995 was er een incident in Amerika, waarbij het graan gebruikt in de brokken besmet was met een schimmel die vomitoxin produceerde (soort van vergif). De dieren moesten overgeven en verloren hun eetlust. In 1999 was er opnieuw sprake van een schimmelvergiftiging, hierbij overleden 25 honden aan de gevolgen. Als voornaamste reden was het gebruik van slechte kwaliteit granen en vooral het gebrek aan controle op dit soort besmettingen. Soja is een ander veel voorkomend ingrediënt, vaak wordt het gebruikt als een eiwit en energie bron in diervoer. Fabrikanten gebruiken het ook als massa, een dier dat soja rijk voedsel krijgt is eerder verzadigd. Vegetarisch voer gebruikt de soja vaak als eiwitbron.
Toevoegingen en conserveringsmiddelen
Vele chemicaliën worden aan diervoer toegevoegd om o.a. de smaak en houdbaarheid te garanderen. Ze bevatten geen voedingsstoffen. Toevoegingen die bijdragen in het tegengaan van de scheiding tussen vet en water in het voer. Antioxidanten die voorkomen dat het vet bederft. En kleur, geur en smaakstoffen om het voer aantrekkelijker te maken. Het toevoegen van chemische producten is al heel oud. Het werd vroeger al gebruikt in de vorm van kruiden en natuurlijke conserveringsmiddelen. De laatste 40 jaar is het aantal van toevoegingen echter sterk toegenomen. Alle commerciële voeders bevatten conserveringsmiddelen. Sommige van deze conserveringsmiddelen worden door de leverancier toegevoegd, anderen door de fabrikant. Omdat de fabrikant zich wil verzekeren van een lange houdbaarheid worden vetten in diervoer geconserveerd met kunstmatige of natuurlijke middelen.
Kunstmatige conserveringsmiddelen (door de EEG toegestaan) zijn o.a. butylated hydroxy anisole (BHA), butylated hydroxy toluene (BHT) en ethoxyquin (beter bekent als landbouwbestrijdingsmiddel en als rubberstabilisator, wordt ook gebruikt om de houdbaarheid van kleurenfilms te verhogen). Verder kunnen BHA en BHT enzymen in de lever vormen die o.a. vitamine D afbreken. Over de giftige werking (op langtermijn) van deze antioxidanten lopen meningen uiteen. Wel worden ze tegenwoordig veel vaker in verband gebracht met kanker en tal van andere ziektes. Sommige fabrikanten zijn door deze negatieve berichtgeving overgegaan op natuurlijke middelen zoals Vitamine C, Vitamine E, en natuurlijke oliën om hun vetten mee te conserveren. Andere ingrediënten, zoals vismeel en toegevoegde vitamines/mineralen, bevatten nog altijd chemische conserveringsmiddelen.
Regels voor ingrediënten
Er zijn een aantal regels waar de fabrikant zich aan moet houden bij het opstellen van een ingrediëntenlijst. Men mag niet gebruik maken van de termen alleen of 100 procent wanneer het product meer dan 1 ingrediënt bevat. De 95 procent regel geldt wanneer de ingrediënten, afkomstig van rund, kip of vis, tenminste 95 procent van het totale gewicht uitmaken. Tegenwoordig voldoen alleen complete versvlees merken aan deze eis. Een dinner product wordt omschreven door de 25 procent regel. Deze geldt wanneer de ingrediënten tenminste 25 procent van het gewicht van het product uitmaken zolang de ingrediënten, wanneer bereidt, tenminste 10 procent van het gewicht van het product uitmaken. De met regel (zoals met echte kip) mag gebruikt worden wanneer dit ingrediënt tenminste 3 procent van het totaal gewicht uitmaakt. De geur en aroma regel (zoals met kip smaak) mag gebruikt worden zolang de ingrediënten deze smaak op wekken (zonder dat er ook werkelijk kip in hoeft te zitten).
Problemen veroorzaakt door inadequate voeding
Het idee dat 1 soort diervoer alle voedingstoffen levert die een dier ooit in zijn leven nodig zal hebben is een mythe. Granen vormen het hoofdbestanddeel in commercieel diervoer. De meeste mensen selecteren maar 1 soort voer en verstrekken dit voor een langere periode. Onze huisdieren eten daarom voornamelijk een koolhydraatrijk voer met weinig variatie. De voeders staan in schril contrast met het oorspronkelijke eiwitrijk voer dat de voorouders van onze huisdieren aten. De problemen die geassocieerd worden met een koolhydraatrijke voeding zien we dagelijks bij de dierenarts. Chronische problemen met de spijsvertering (regelmatig overgeven, diaree, en andere darmproblemen) en chronische huidproblemen zijn tegenwoordig een van de meest behandelde aandoeningen. Deze problemen zijn meestal het resultaat van een allergie of intolerantie voor de ingrediënten in commercieel diervoer. Het marktaandeel van hypoallergeen diervoer is enorm gestegen omdat een steeds grotere groep dieren commercieel diervoer niet meer kan verdragen. Naast deze problemen doen zich nog genoeg andere problemen voor welke in verband gebracht kunnen worden met commercieel diervoer.
©Cattery Yeri Shaes / www.worldofdani.com